1886
Het hoogtepunt in de negentiende eeuw van de goud- en zilverbranche. In dit jaar telt de stad 114 goud- en zilversmeden. Totaal zijn een kleine 560 personen werkzaam ‘in het vak’. Naast 370 knechten zijn er onder meer twaalf graveurs met zeventien knechten, vijf man waarborgpersoneel en vele kramers en kooplieden in goud en zilver. Dit is samen naar schatting zo’n 40% van de toenmalige beroepsbevolking.
De Schoonhovenaren verwerken in dat jaar zo’n 2.000 kilo zilver en hebben daarmee 25 procent van de zilvermarkt in Nederland in handen. De 83 kilo goud die zij verwerken is goed voor een landelijk marktaandeel van een kleine 10 procent.